Papa Prikbaard

Verhalenboekje (2019). Over de onzichtbare papa en het baardpaard, de slommerd, magische snoepjes, het balletdanseresje en het meisje dat in de telefoon ging wonen. Acht spannende verhalen om voor te lezen of zelf te lezen.

Je kunt Papa Prikbaard nog steeds bestellen!


De slommerd

“Weten jullie wat een slommerd is?” vraagt de juf tijdens een les in de zomer. De kinderen schudden van nee. Slimme Rob begint in zijn woordenboek te bladeren.
–­­­­ “Ik kan het niet vinden juf! Het staat niet in het woordenboek!” zegt hij.
“Dus het bestaat niet?”
–­­­­ “Precies. Het is gewoon onzin.”
“Sta jij in het woordenboek?” vraagt de juf.
–­­­­ “Uh…”
De andere kinderen beginnen allemaal te lachen. Rob krijgt een rood gezicht en hij bladert verder in zijn woordenboek.
–­­­­ “Hier, hier sta ik”, roept hij even later. “Kijk maar. Rob (de; m; meervoud: robben) 1 zeehond.”
De kinderen lachen nog harder en doen het geluid van een zeehond na, tot de juf hard in haar handen klapt. Dan zegt ze:
“Rob is slim.”
–­­­­ “Ja”, zegt Lisa. “Want hij kan heel snel dingen in het woordenboek opzoeken.”
–­­­­ “Maar hij is ook dom”, roept Kees.
“Waarom?” vraagt de juf.
–­­­­ “Omdat hij denkt dat dingen die niet in het woordenboek staan, niet bestaan.”
“Hij is dus dom én slim?”
–­­­­ “Uh, ja.”
“Nou, daar heb ik dus dat woord voor verzonnen: slommerd. Slimmerd plus dommerd”, zegt de juf tevreden. Ze is blij wanneer ze iets anders mag uitleggen dan de saaie lessen die in de boeken staan. Iets dat ze zelf had verzonnen.
“Een slommerd is als je eerst iets slims doet en dan iets doms of eerst iets doms en dan iets slims.”
–­­­­ “Zullen we een brief schrijven naar de mensen die het woordenboek maken?” vraagt Ilse.
“Nee,” lacht de juf, “nieuwe woorden komen niet zomaar in het woordenboek.”

Dan is het pauze. De kinderen spelen achter de school, waar een speeltuin is voor de kleintjes en hangplekken voor de grotere kinderen. Rob zit alleen op een wip. Hij is zachtjes aan het huilen.
“Wat is er?” vraagt Lisa.
–­­­­ “Ik ben een slommerd”, zegt Rob.
“Maar dat is toch niet erg?”
–­­­­ “Als mijn vader erachter komt dat ik iets doms heb gedaan…”
“Maar je hebt toch ook iets slims gedaan? Daardoor blijft de wip toch in evenwicht?”
–­­­­ “Nee. Daardoor knalt hij alleen maar aan de andere kant op de grond. En dat doet pijn aan mijn kont”, zegt Rob.
Maar dit verhaal gaat niet over Rob. Het gaat over Annika. Annika vindt het wel leuk om een slommerd te zijn. Als je dan een foutje maakt is dat niet zo erg. Sterker nog, het betekent dat je alleen nog maar iets slims hoeft te doen om een echte slommerd te zijn. Dat wil ze thuis gaan uitproberen.
“Hallo mama”, zegt Annika als ze weer thuis is.
“Hoi Annika, wat heb je vandaag op school geleerd?” vraagt mama. Dat vraagt ze elke dag.
“O, gewoon, helemaal niks.”
–­­­­ “Helemaal niks? Ga je daarvoor naar school?”
“Uh… er is een dingetje… een slommerd”
–­­­­ “Wat is dat nou weer, een slommerd?” vraagt mama.
–­­­­ “Nou, dat is iemand die dus eerst iets slims doet en dan iets doms, of eerst iets doms en dan iets slims. Slim en dom. Slom.”
“O. Wat dan bijvoorbeeld?”
–­­­­ “Even denken. Hoeveel is duizend keer duizend?”
“Een miljoen”, zegt mama meteen. Ze kan goed rekenen.
–­­­­ “Dat is dus slim. Maar weet je wat dom is?”
“Nee?”
–­­­­ “Dat je het op je handen na gaat tellen!”
“Ik snap het nog niet goed”, zegt mama.
–­­­­ “Oké, hier is een ander voorbeeld. Je raakt verdwaald in het bos.”
“Dom!”
–­­­­ “Maar je kunt de kruimeltjes volgen om terug naar huis te komen. Zoals in het sprookje dat je me hebt voorgelezen toen ik klein was.”
“Je bent nog steeds klein.”
–­­­­ “Jahaa. Maar ik ben al wel bijna een slommerd want ik heb al iets doms gedaan”, zegt Annika.
“Wat heb je dan gedaan?” vraagt mama.
–­­­­ “Gewoon,” zegt Annika, “ik ben een slommerd. Dat zul je nog wel zien!”
“Zeg het nou maar.”
–­­­­ “Oké, ik heb het gasfornuis in de keuken aangemaakt en ben toen wegggelopen.”
“Wat? Dat mag toch niet? Dat is heel erg dom!”
–­­­­ “Precies!” zei Annika.
“En het is hartstikke gevaarlijk. Er kan brand van komen!”

Er was een stuk papier in het vuur gewaaid dat vlam had gevat en het tafelkleed had aangestoken. Onder het brandende tafelkleed smeulde de tafel.
“Help, het huis staat in brand!” roept mama.
–­­­­ “Dat is niet erg hoor,” zegt Annika, “want ik ben een slommerd. Eerst heb ik een dom dingetje gedaan, dus nu ga ik dus iets slims doen!”
–­­­­ “Wat dan?” zegt mama in paniek.
“Ik ga het vuur weer uitmaken.”
–­­­­ “Ja maar hoe dan?”
“Ik verzin wel iets.”